Utrecht - Oudegracht 229 (oud adres)
1989.0001a

Bart Klück
29. Oude Gracht 229 (nu Zwaansteeg 11)

Zoals in het voorgaande verhaal over Oude Gracht 227 reeds vermeld werd, is op het erf van dat huis (Raephorst) in de middeleeuwen een graanpakhuis gebouwd. Dit gebouw heeft sinds de 17e eeuw een afmeting van 29 x 8,65 m, waartegen aan de oostzijde een 18e-eeuws bouwdeel van 7,50 x 8,65 m staat (afb. 188). Sinds er de Bank van Lening gevestigd was, staat het bekend als het Pandhuis.
Vóór en tijdens de verbouwing voor zijn nieuwe functies - waaronder Archeologisch en Bouwhistorisch Centrum - was er gelegenheid onderzoek naar de diverse bouwfasen te doen. Daarbij bleek in de oostelijke helft het metselwerk van de middeleeuwse fase nog grotendeels bewaard te zijn gebleven, namelijk zowel dat van de zijmuren als dat van de oostelijke eindgevel (afb. 196, 197 en 199). Bovendien lagen in dit gedeelte in de balklaag boven de begane grond nog drie van de oorspronkelijke eiken moerbalken, waarvan één met sleutelstukken (afb. 198). Van de vroegere westgevel werd de fundering teruggevonden (afb. 198, 189 en 190). De bouwtijd van dit deel valt waarschijnlijk in de tweede helft van de 14e eeuw.
Het was toen een éénlaags gebouw van ongeveer 15 m lengte, met anderhalfsteens (ca 46 cm) dikke muren met een 10-lagenmaat van 82 à 83,5 cm. De hoogte van de begane grond zal minstens 4 m geweest zijn. Tot de nok van het zadeldak kwam daar ruim 6 m bij. De kap was verdeeld in een ongeveer 2,40 m hoge zolder en een vliering.

De moerbalken vertonen pengaten van muurstijlen en korbeels en in de zijmuren zijn 13 cm diepe sleuven van muurstijlen teruggevonden. Oorspronkelijk waren er vier gebinten. Daarop hebben spantjukken gestaan, waarvan de gekromde spantbenen deels in de borstwering ingemetseld waren (afb. 199). Alleen sleuven in het metselwerk duiden hier nog op. Wel kwam er een deel van een eiken spoor tevoorschijn, die waarschijnlijk tot de oude kapconstructie heeft behoord. De helling waaronder hij geplaatst geweest is, kwam overeen met de nog zichtbare daklijn. Er zijn rond de buitenmuren genoeg fragmenten van daktegels en zelfs een dakvorst gevonden om te kunnen concluderen dat het gebouw oorspronkelijk een dekking van geglazuurde daktegels heeft gehad. In de zuidmuur is een nog vrijwel volledig herkenbaar venster uit de oudste fase teruggevonden en in de noordmuur nog een fragment van een dergelijk venster. Beide vensters; waren centraal in een door muurstijlen of muurstijl en eindgevel begrensd vak geplaatst en mogelijk was ieder muurvak op deze wijze van een venster voorzien (afb. 180). Ten opzichte van het oorspronkelijke vloerniveau waren de vensters nogal hoog geplaatst. In het meest westelijke vak van de noordmuur zit een dichtgemetselde ingang. Ook in de naar de Oude Gracht gekeerde, oostelijke muur is een doorgang (dichtgemetseld) bewaard gebleven (afb. 196). Ernaast zat een hoek van een tweede doorgang. [Dichtgemetselde ...]
(Zie verder volgende kaart)